Andreas Mensert

Andreas Mensert

Vroege jeugd

Sinds mijn vroege jeugd heb ik een voorliefde voor geschiedenis, archeologie en geologie. Zo heb ik als kind de boeken Geschiedenis voor de jeugd verslonden; verzamelde ik fossielen, pijpenkoppen en mineralen en struinde ik, samen met mijn ouders, cultuurhistorische plekken en musea af.

Op een dag kwam mijn moeder thuis met een folder van de Nederlandse JeugdBond voor Geschiedenis (NJBG). Het leek me geweldig om te leven als in de ijzertijd. Ik werd lid, nam deel aan een zomerkamp in een gereconstrueerd IJzertijddorp en vervolgens heb ik me meer dan twintig jaar lang beziggehouden met levende geschiedenis. Eerst bij de Werkgroep Experimentele Archeologie (onderdeel van de NJBG). Later bij het Historisch OpenluchtMuseum Eindhoven en de Vereniging voor Archeologische Experimenten en Educatie (VAEE).

Heden

Inmiddels is mijn pad een andere richting opgeslagen. Op een dag stelde mijn vrouw me een eenvoudige vraag: ‘Waarom doe je niet iets met je schrijftalent?’ Niet lang daarna heb ik mij ingelezen, software aangeschaft en ben gaan schrijven.
Inmiddels ben ik druk bezig met het schrijven van een jeugdboek. Gezien mijn voorliefde voor geschiedenis speelt het verleden daar een rol in.

Boeken

Als kind las ik naast Geschiedenis voor de jeugd boeken als Matilda, Sjakie en de chocoladefabriek (Roald Dahl) en diverse boeken van Thea Beckman. Later ben ik via een jeugdvriend in aanraking gekomen met De hobbit en In de ban van de ring van J.R.R. Tolkien. Daarna heb ik voor lange tijd vooral non-fictie boeken gelezen. Twee uitzondering daargelaten: historische mythen en historische literatuur. Door de vertaling van de Saga van Njal door Marcel Otten in 2000 is bij mij een voorliefde voor middeleeuwse IJslandse saga’s ontstaan. Intussen staan alle Nederlandse vertalingen die ik heb kunnen vinden in mijn boekenkast; van Thorwalds-saga, vertaald en toegelicht (E.H. Lasonder, 1886) tot en met De saga van Egil, de zoon van Kale Grim (Marcel Otten, 2017).